door Jan Venema
Hoeden maakt ze tegenwoordig. Riete Mol (68) uit Bourtange. En over een jaar, anderhalf jaar kan het best weer anders zijn. Dan is ze aan het schilderen. Of is ze stoffen aan het schilderen waar wandkleden, bruidsgewaden of lijkwaden uit ontstaan. Riete: ,,Maar als een rode draad loopt het schrijven door mijn leven. Aan het eind van de dag zit ik aan de keukentafel en dan komen mijn gedachten op papier. Niet op een computer, maar gewoon op papier. Dan kan ik er gemakkelijk een tekeningetje bij zetten of gekras dat niemand iets zegt.”
Riete bruist van creatieve energie. En daarom wilde ze zich van jongs af aan bekwamen in de kunst. Maar die kans kreeg ze aanvankelijk niet. Riete: ,,Ik wilde naar de toneelschool. Maar dat mocht niet van mijn ouders. Daarna wilde ik naar de kunstacademie. Maar ook dat mocht niet van mijn ouders”. Die hadden liever dat ze zich in een ‘echt’ vak bekwaamde. Zo kwam ze in haar jonge volwassenheid terecht in het welzijnswerk, de gezondheidszorg, het onderwijs en het bibliotheekwezen. Maar een kleine 45 jaar geleden koos ze voor het vakgebied waar haar hart lag. ,,Toen heb ik gekozen voor de kunst.” Ze ging studeren aan de Academie Minerva in Groningen.
Plooibaar
In haar professionele leven als kunstenaar bekwaamde ze zich vrij snel in het beschilderen van grote katoenen doeken met olieverf. Die verf wordt hard als het opdroogt. Riete ontwikkelde een techniek waardoor de katoenen ondergrond vouwbaar, knipbaar en naaibaar was. Het doek bleef zacht en plooibaar. Daardoor hingen de doeken (2,7 meter hoog en 1,65 meter breed) niet alleen als wandkleden aan de muur, maar konden ze ook worden verwerkt in kleding, vaak voor speciale gelegenheden. Zo werd er bruidskleding van gemaakt, maar de stof is ook verwerkt in lijkwaden. Riete werkte vaak in opdracht. Haar stoffen zijn de hele wereld over- en het hele land doorgegaan.
Hoeden maken
Riete begon met haar werk in een atelier in het noorden van de provincie. Later ontmoette ze Gerrit Schuit van de Bourtanger wijnschenkerij die zijn naam draagt. Gerrit werd haar nieuwe liefde. ,,Ik pendelde elk weekend op en neer tussen mijn eigen huis en dat van Gerrit. Maar ik moet altijd bezig zijn, ik moet altijd iets maken. En als je op reis bent kun je moeilijk iets maken dat 2,7 hoog en 1,65 meter breed is. Je moet het op je schoot kunnen maken. Toen begon ik te haken. Ik ging sieraden maken van gecombineerd materiaal, bijvoorbeeld rubber en zilver. Ik ging hoeden maken.” En die hoeden, die maakt ze nog steeds. Daar kan ze zich heerlijk in uitleven. Metaal, touw, leer. Alles combineert ze met elkaar. Veelal gedurfde creaties. Ook gemoedelijke creaties. Niet alle vrouwen durven er mee te lopen. Maar de vrouwen die het dragen, dragen het met verve. Nee, je hebt geen hoed op. Je draagt een hoed.
Schrijverij
En dan het onbeschreven einde. Riete’s meest onderbelichte kunstenaarsschap is haar schrijverij. Duizenden velletjes papier, die ze de afgelopen decennia heeft volgeschreven, volgekalkt en volgetekend. ,,Vaak aan het eind van de dag ging ik zitten en ging ik schrijven. Nu nog. Maar ik heb er nog weinig van gepubliceerd.” (Riete had een vaste column in Libelle, JV). Waarom niet? Riete: ,,Als je iets maakt van materiaal, zit het materiaal er tussen. Voelt veiliger. Als je iets schrijft en publiceert, dan ben je kwetsbaar als persoon. Je geeft jezelf veel meer bloot.”
Riete Mol bewaart haar schrijfsels in een brandkast. Duizenden velletjes papier dus. Manuscripten. Dagboeken. Columns. Gedichten. Aantekeningen. Waarom houdt ze die brandkast gesloten? Riete: ,,Er ligt een schat aan materiaal. Het is een verslag van een bestaan.” Daar ga je niet lichtzinnig mee om.