Het zijn vooral de bijzondere figuren uit je jeugd, die in de herinneringen zijn blijven bewaard.
Zo herinner ik mij uit die tijd een zeer bijzondere buurman. Het was een klein gebogen kereltje van ver in de tachtig,, met een hele grote bochel. Hij heette Popko de Vries, maar wij noemden hem altijd “Ol Popko”. Aan weerszijden van zijn huis, een stokoud boerderijtje van een vroegere “keuterboer” lag een grote verwilderde moestuin, waar het gras hoog opgroeide.
En daar was “Ol Popko” dagelijks te zien. Hij liep daar dan wat doelloos heen en weer, met steevast zijn kat op de rug. En die kat gebruikte de grote bochel daarbij als een soort uitkijktoren. De man was wijs met zijn kat en praatte ook steeds tegen het diertje. En de kat gaf hem ook met zachte miauwtjes steeds antwoord.
Contact met andere mensen had “Ol Popko” eigenlijk niet..
Je zag hem ook nooit in een winkel om boodschappen te halen.
Wassen deed hij zich duidelijk nooit. Hij had daardoor een wat grauwe gelaatskleur. zijn handen glommen als de smeer van kachelpoets. Zo af en toe praatte ik een paar woorden met hem en ik ben ook een paar keer in zijn huis geweest. Daar was het een grote bende van oude rommel. De boel schoonhouden was er niet bij. En toch was het volgens mij geen onvriendelijke man. Iki weet verder weinig van zijn verleden, behalve dat hij nooit getrouwd is geweest. In zijn moestuin stonden een paar appelbomen. En dat waren ook al heel bijzonder mooie appels. Het waren van die dikke zoete appels en als ze begonnen te rijpen, werden ze goudgeel.
Wij als kwajongens, klommen wel eens over de afrastering van zijn tuin en plukten dan stiekem een paar van die mooie lekkere appels. En het was alsof hij altijd op de loer lag en ons in de gaten hield. Telkens als wij een paar appels hadden geplukt, kwam hij schelden en tieren naar buiten om ons te verjagen.
Op zekere dag ging het mis met “Ol Popko”. Het was hem kennelijk in zijn bol geslagen. Wij zagen hem op een holletje schreeuwend over de toenmalige trambaan van de O.G. lopen.
Hij werd toen door mensen opgevangen en naar een voorlopig onderkomen gebracht. Daar werd hij door een paar dames flink onder handen genomen om hem weer schoon te krijgen. Er werd heel wat afgeboend met groene zeep, zodat het weer een toonbaar manneke werd. Maar waar wij al bang voor waren gebeurde.
Na een paar dagen was hij dood. Het verhaal ging, dat na de schoonmaak zijn lichaam weer meer zuurstof kon opnemen en dat zou niet goed voor hem geweest zijn. Het was ook niet bekend of hij familie had. Wel ging het gerucht, dat hij schatrijk was. Naast zijn huis met grond en andere bezittingen zou hij over heel veel geld beschikken. Hoe die zaken verder allemaal zijn geregeld, is mij niet bekend. “Ol popko” is altijd aldus in mijn herinnering gebleven.