Haar wieg staat in een eenvoudige arbeiderswoning in het veen, ergens bij Bourtange. Maria Mouke wordt geboren op 24 of 25 april 1887, daar zijn de verschillende handmatig bijgehouden registers het niet over eens. Haar moeder werkt als meid bij een rijke boer en als vader op 42-jarige leeftijd aan kanker overlijdt, staat zij alleen voor de zorg van haar zeven kinderen. De oudste zoon van 16 moet de mannentaken overnemen en ook voor de kleintjes geldt: wie werken kan, draagt zijn steentje bij.
Auteur, Cora Westerink

Het melken van koeien in de schuur bij het licht van een lantaarn. – Foto: maker onbekend, collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal
Vanaf haar achtste jaar gaat Maria bij de boer aan het
werk. Voor spelen is geen tijd. Ze helpt in de zomermaanden bij het in
klokringen stapelen van turf en ondertussen hoedt ze de koeien van de boer, die
los lopen in het veen. Ze mag pas thuiskomen met de koeien als moeder een wit
laken op het dak legt. Ook bij dreigend onweer moet ze wachten op dat teken.
Soms is het onweer al zo dichtbij dat ze angstig en alleen, hurkend in de
sloot, de bui uit moet zitten.
Leerplicht is er niet. In de winter mag ze een paar maanden naar school. Maria
is leergierig en doet erg haar best. Maar op school zitten ook de kinderen van
de rijke boeren. Pestkoppen zijn het. Als ‘slobbertje’ is ze een makkelijk
mikpunt met haar opgelapte kleding, haar klompen en haar door moeder aangemeten
kapsel. Als het getreiter haar op een dag te veel wordt, krabt ze de
krentenbaard van zo´n rijkeluiswicht open, rent de school uit en grist een hele
ris schoenen en klompen mee uit de gang. Dat is meteen haar laatste schooldag.
Voor en achter…
Als Maria
12 jaar oud is, gaat moeder langs bij de bodenbesteder. Deze man bemiddelt
tussen rijke boerinnen en meisjes of meiden die op zoek zijn naar werk. Ook
voor Maria vindt hij een baantje als ‘kleine meid’ en vanaf dat moment woont ze
nooit meer thuis.
Bij de boer worden de verschillen tussen arm en rijk nog duidelijker. Als Maria
met ijskoud water de gang moet dweilen en snel een beetje kokend water uit de
ketel toe wil voegen, wordt ze betrapt door de dochter van de boer. Maria laat
haar rode vingers zien. ‘Ze moeten je erbij afvallen,’ snauwt de boerendochter
haar toe.
Ook de maaltijden verschillen voor ‘voor’ en ‘achter’. De dienstmeid krijgt
opdracht een heerlijke ham te koken, gewikkeld in spekzwoerd. Uiteraard is de
ham voor de boer en het zwoerd voor het personeel. Na het afruimen ziet Maria
kans een overgebleven plak ham in de buutse onder
haar schort te laten glijden, die ze in de keuken verstopt in de la van de
tafel. Als de plak wat later verdwenen blijkt te zijn, vreest ze voor ontslag.
Tot ze de kat de la ziet inspecteren, hopend op nog een lekker hapje…
Moord in Overschild: een dienstmeid vergiftigt in 1906 haar baas en bazin.
Rechtvaardigheid
Maria trouwt, krijgt kinderen en treft een man met
astma, waardoor de taken noodgedwongen zo verdeeld worden dat hij huisman wordt
en zij de kost verdient. Met maar een paar jaar onderwijs heeft ze toch netjes
leren schrijven en leest ze elke dag de krant, vooral de feuilletons. Ze heeft
grote belangstelling voor politiek, een groot gevoel voor rechtvaardigheid en
komt op voor mensen die hulp nodig hebben. Ze heeft niets met Colijn, die niet
staat voor de arbeiders en leert haar kinderen de Internationale.
Ze dient de boer van repliek, die haar met zijn vestzakhorloge in de hand staat
op te wachten als ze vijf minuten te laat is. ‘Je had advocaat moeten worden,’
is alles wat hij nog zeggen kan.
Het enige dat ze ooit op afbetaling koopt, is een naaimachine voor nog geen
honderd gulden. Ze leert zichzelf het naaien aan. Tornt oude kleding uit elkaar
en legt de onderdelen op een nieuwe lap stof om na te knippen. Haar lapjes
koopt ze van Abraham Goudsmid uit Pekela, die met een ‘bontpak’ vol lappen en
garnituren langs de deuren komt.
Levenslessen
Goedkoop is duurkoop, leert ze haar kinderen. Zoals
ook het verbod om uit elkaars kopje te drinken voortkomt uit een levensles.
Nadat de kinderen van een rijke boerin stierven aan tbc, gaf de boerin de kleren
van de kinderen aan haar arbeiders. Maar de kleren hadden eerst goed gewassen
moeten worden. Ook de arbeiderskinderen stierven…*
Nooit voelt ze zich minderwaardig en dat houdt ze haar kinderen ook voor:
niemand heeft zijn eigen geboorte in de hand.
Ze sterft in 1975. Wat zou ze trots zijn als ze kon zien dat er onder haar
nazaten directeuren en managers zijn. Weliswaar geboren in een tijd met meer
kansen, maar met haar genen en vechtlust om te overleven.
Maria Mouke is een fictieve naam. Haar echte naam is bij de redactie bekend.
* Als er arme kinderen stierven aan tbc, kwam dat niet door afdankertjes van een rijke boerin. Via kleding kun je geen tbc krijgen, dat kan alleen door direct aanhoesten. Er was vroeger veel onwetendheid.

Het melken van koeien in de schuur bij het licht van een lantaarn. – Foto: maker onbekend, collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal
Bron: De verhalen van Groningen.
De Verhalen van Groningen maakt het DNA van Groningen op een samenhangende manier zichtbaar en beleefbaar en vergroot de waardering en het publieksbereik voor de Groninger cultuurhistorie. Zowel bij inwoners als bij bezoekers